Nieuw onderzoek
Update behandelrichtlijn ernstig astma
In het kort
Een update van de ERS/ATS-richtlijn geeft aan dat IL5-remmers, dupilumab en tiotropium ingezet kunnen worden als add-on bij ernstig astma. Een macrolideantibioticum valt op proef te overwegen.
Een update van de ERS/ATS-richtlijn geeft aan dat IL5-remmers, dupilumab en tiotropium ingezet kunnen worden als add-on bij ernstig astma. Een macrolideantibioticum valt op proef te overwegen (ERS/ATS, 2019).
Resultaten
De update gaat over specifieke onderdelen van de behandeling van ernstig astma in aanvulling op de eerder verschenen richtlijn (ERS/ATS, 2014). De werkgroep beoordeelde de plaats van IL5-remmers, dupilumab, LAMA en macrolideantibiotica bij volwassenen en kinderen met ernstig astma. Voor IL5-remmers en omalizumab onderzocht de werkgroep welke biomarker (en afkapwaarde) geschikt is als afweging bij het starten van behandeling.
IL5-remmers en dupilumab
IL5-remmers en dupilumab kunnen volgens de werkgroep ingezet worden als add-on bij volwassenen met ernstig eosinofiele astma of ernstig corticosteroïd-afhankelijke astma. Artsen moeten een afweging maken of de hoge kosten van de behandeling opwegen tegen de voordelen, zoals de reductie van exacerbaties. De werkgroep deed vanwege onvoldoende gegevens geen uitspraak over de plaats van IL5-remmers en dupilumab bij kinderen en adolescenten.
LAMA
Add-on van tiotropium verbetert de FEV1 en de symptoomcontrole bij kinderen en volwassenen met ernstig astma (GINA stap 4 of 5). Het effect op exacerbaties is nog niet duidelijk en vraagt verder onderzoek. De richtlijn geeft aan dat de nieuwere LAMA’s (aclidinium, glycopyrronium, umeclidinium) nog niet onderzocht zijn als add-on bij ernstig astma.
Macrolideantibiotica
Voor volwassenen met persisterend ongecontroleerde astma (GINA stap 5) kan proefbehandeling met een macrolideantibioticum overwogen worden om het aantal exacerbaties te verminderen. De effecten en veiligheid van gebruik langer dan 1 jaar zijn echter niet bekend. Bovendien is er risico op resistentie, wat zowel nadelig kan zijn voor het individu als voor de volksgezondheid. De werkgroep beveelt een macrolideantibioticum niet aan voor kinderen en adolescenten.
Biomarkers
Er is onvoldoende eenduidigheid welke biomarker (bloedeosinofielen, sputumeosinofielen, FeNO of serum periostin) geschikt is om de effectiviteit en veiligheid van een IL5-remmer te voorspellen. Voor bloedeosinofielen is het meeste bewijs beschikbaar. Mogelijk is het aantal bloedeosinofielen (≥ 150/µL) bij patiënten met ernstig astma en exacerbaties in de voorgeschiedenis geschikt als afkapwaarde bij het starten van een IL5-remmer. Voor behandeling met omalizumab lijken bloedeosinofielen (≥ 260/µL) en FeNO (≥ 19,5 ppb) het meest geschikt als biomarker.
Belang voor de praktijk
De aanbevelingen van de ERS/ATS-richtlijn komen grotendeels overeen met de GINA-richtlijn Difficult-to-treat and severe asthma (2019). De herziene ERS/ATS-richtlijn suggereert een lagere afkapwaarde voor IL5-remmers (bloedeosinofielen 150/µL in plaats van 300/µL) en voor omalizumab (FeNO ≥ 19,5 ppb in plaats van 20 ppb). Voor dupilumab geeft de ERS/ATS-richtlijn geen aanbeveling wat betreft biomarker (bloedeosinofielen en FeNO), maar de GINA-richtlijn wel. Daarnaast is direct vergelijkend onderzoek nodig om de plaats van add-on middelen ten opzichte van elkaar vast te stellen. Ten slotte blijkt uit deze richtlijn dat meer onderzoek nodig is naar de effectiviteit en veiligheid van add-on middelen bij kinderen en adolescenten.
Belangenverstrengeling
Verschillende werkgroepleden hebben financiële banden met meerdere farmaceutische bedrijven, waaronder met fabrikanten van IL5-remmers.
Bron
Laatst gewijzigd op 16 februari 2021