Sarilumab is beschikbaar als injectievloeistof voor subcutane toediening in een voorgevulde wegwerpspuit en pen. De aanbevolen dosering is eenmaal per 2 weken 200 mg. Bij patiënten met neutropenie, trombocytopenie en verhoogde leverenzymwaarden kan de arts de dosering (tijdelijk) verlagen naar 150 mg eenmaal per 2 weken (SmPC, 2021).
Welke controles voorafgaand aan en tijdens de behandeling zijn nodig?
Behandelaars moeten voorafgaand aan de behandeling patiënten beoordelen op risicofactoren voor tuberculose en onderzoeken op een latente infectie. Patiënten met latente of actieve tuberculose moeten worden behandeld met standaard antimycotica voordat de behandeling met sarilumab start.
Voor de start met sarilumab moet de behandelaar het neutrofielen- , bloedplaatjesaantal en het ASAT en ALAT bepalen.
4 tot 8 weken na de start van de behandeling controleert de behandelaar het aantal neutrofielen, bloedplaatjes en de lipiden-, ALAT en ASAT. De behandelaar controleert ASAT en ALAT daarna om de 3 maanden, de lipiden om de 6 maanden en de overige bepalingen volgens klinische beoordeling.
Patiënten moeten de behandeling met sarilumab staken bij:
- neutrofielenaantal < 0,5 x 109/l
- bloedplaatjesaantal < 50 x 103/µl
- ALAT-waarde > 5 x ULN (SmPC, 2021)
Patiënten moeten de behandeling onderbreken en later voortzetten in een lagere dosering bij:
- neutrofielenaantal 0,5 - 1 x 109/l
- bloedplaatjesaantal 50 - 100 x 103/µl
- ALAT-waarde >3 tot 5 x ULN (SmPC, 2021)
Incidenten met nieuwe geneesmiddelen? Meld deze bij Voorkomen Medicatie-Incidenten.