Column
Besef dat de biosimilar de aandeelhouder van Roche te gronde richt
Met de komst van biosimilars van enorme blockbusters als de ontstekingsremmers Remicade en Enbrel, insuline Lantus en binnenkort borstkankermiddel Herceptin en de ontstekingsremmers Mabthera en Humira, is het ongemeen spannend op de geneesmiddelenmarkt.
Niet alleen omdat de originator-fabrikanten het merendeel van hun miljardenomzet kunnen verliezen aan goedkopere concurrenten, zonder dat de klappen meteen kunnen worden opgevangen met nieuwe succesproducten. Wellicht nog interessanter is de keuze van bedrijven als Roche (Herceptin, Mabthera en Avastin) maar ook AbbVie (Humira) om zelf nadrukkelijk niet in de markt van biosimilars te springen. En impliciet een mist van inferioriteit creëren rond de opvolgers van wat we generieken zijn gaan noemen. Terwijl andere groten der aarde, bijvoorbeeld Pfizer, MSD of Novartis wel hun eigen biosimilars ontwikkelen.
‘Not quite the same’, kopte een door Roche gepubliceerd standpunt over biosimilars al eens. Je moet het de juristen van het bedrijf nageven: het is wonderlijke framing waar geen enkele fout in te bekennen valt, terwijl de nasmaak is dat je als patiënt met biosimilars minder goed af bent dan met het originator-product.
De kritiek van belanghebbenden richt zich bijna altijd op het gebrek aan kennis van wat biosimilars op de lange termijn doen, omdat het registratietraject anders en korter is dan bij de traditionele biologicals. Zonder daarbij te vermelden dat dit zo is, omdat we al minstens tien jaar klinische ervaring hebben met het desbetreffende stofje.
Best wrang ook, als je bijvoorbeeld beseft dat Roche met de nieuwe subcutane varianten van Herceptin en Mabthera een vergelijkbaar kort registratie-traject heeft doorlopen als de meeste biosimilars hebben gedaan. Die nieuwe producten worden nu voor behoorlijke kortingen bij de ziekenhuizen aangeboden is mij verteld, waarschijnlijk om te voorkomen dat de biosimilars van de intraveneuze varianten van Herceptin en Mabthera straks marktaandeel claimen.
En ja, ik begrijp best dat Roche er alles aan gelegen is zich kranig te verweren tegen opkomende concurrentie. Mabthera, Herceptin en Avastin brachten vorig jaar een ruime 20 miljard dollar op, ongeveer de helft van de totale omzet van de multinational. Innovatie is geen oproepbaar goed en 20 miljard dollar geen wisselgeld. Zou de biosimilar voor de producten van Roche hetzelfde betekenen als de traditionele generieken voor bijvoorbeeld de prijs van statines, dan is de aandeelhouder van Roche in de aap gelogeerd. Negentig procent interen op een omzet van 20 miljard dollar zal de koers van het bedrijf te gronde richten.
Het voorbeeld van (overigens niet alleen) Roche rechtvaardigt naar mijn smaak dat we journalistiek moeten kijken wie er kritiek heeft op switchen naar een biosimilar en met welke data dat wordt gestaafd. Wie financiert straks de registers waarin patiënten op een biosimilar worden gevolgd? Wat is de relatie tussen bedrijven en patiëntenverenigingen die koste wat het kost op het originator-product willen blijven staan? En wat is de medische toegevoegde waarde van producten met een net iets andere toediening, als zij op de markt verschijnen net voordat het origineel zijn monopoliestatus verliest?
Wie het weet – en niet bij Roche werkt – mag het zeggen…
Lucien Hordijk is onderzoeksjournalist Medicijnen bij de Correspondent. Hij moedigt het veld aan om naar corr.es/hordijk te gaan en code: ‘lhdc88’ in te vullen, voor een gratis maandlidmaatschap waarmee inhoudelijke discussies onder zijn artikelen kunnen worden gevoerd.
Laatst gewijzigd op 1 mei 2017