Column

In een ideaal verleden (dat overigens nooit bestaan heeft) was het leven simpel: er bestond een ongeschreven overeenkomst tussen de samenleving en de farma-industrie. De industrie zou zorgen voor mooie nieuwe producten en de patiënten beter maken. De samenleving zou in ruil daarvoor die middelen betalen en toestaan dat de industrie er gepaste reclame voor mocht maken. Dat noemden we ‘het sociaal contract’.

Het maatschappelijk debat over biosimilars en generieke geneesmiddelen is een van de voorbeelden waaraan je kunt zien dat dat contract niet meer nageleefd wordt. De industrie denkt primair aan de omzet en iets minder aan de patiënt. De samenleving is onbetrouwbaar geworden, omdat zij schijnbaar willekeurige en opportunistische bezuinigingstrucs loslaat op de industrie. Het werkveld is voor beide partijen onvoorspelbaar en soms ronduit bedreigend geworden en daardoor komen de minder mooie karaktertrekjes van de beide contractanten prominent te voorschijn.

Je hebt mensen die de oplossing zoeken in het buitenspel zetten van de industrie. Zij stellen voor om dan zelf maar nieuwe middelen te gaan ontwikkelen, en daaraan een fatsoenlijk verdienmodel te koppelen. Dat is echter buiten de waard gerekend, want ook dan heb je een overheid nodig die eveneens bereid is om voorspelbaar, ‘fatsoenlijk’ en ondersteunend op te treden.

Even een kleine en zeer oude anekdote uit het Midden-Oosten. Een karavaan reisde door een woestijngebied dat bekend stond om de frequente overvallen door roversbenden. Tijdens een tussenstop in een oase verspreidde zich het gerucht dat tijdens de volgende etappe de gevreesde overval zou plaatsvinden. Eén van de kooplieden ging op zoek naar een geschikt persoon om zijn beurs goudstukken in bewaring te geven. Een paar kilometer buiten de oase vond hij een oude man die rustig voor zijn tent een waterpijp zat te roken. “Mag ik u mijn beurs in bewaring geven? Ik ben zeer bezorgd voor rovers, ziet u”. “Dat is goed”, zei de oude man, “ik zal hem zorgvuldig bewaren”. Opgelucht voegde de koopman zich weer bij de karavaan, die daadwerkelijk de volgende dag overvallen en beroofd werd. De koopman keerde terug naar de oase, dolgelukkig dat zijn voorzorgsmaatregel niet voor niets was geweest. Maar toen hij de tent van de oude man naderde, stonden de rovers daar in een grote kring rondom de oude waterpijproker, die als roverhoofdman presideerde over de verdeling van de buit. Geschrokken dook de koopman weg achter een struik, maar te laat. De oude man had hem gezien en wenkte hem naderbij. Bevend verscheen de koopman in de kring, en stond daar ongemakkelijk tussen de geroofde goederen. “Waarom wilde u weglopen?” vroeg de roverhoofdman. “Ik zag dat u niet de persoon was waarvoor ik u hield” stamelde de koopman, “En ik begreep dat ik dus wel kon fluiten naar mijn geld”. “Niets daarvan”, antwoordde de hoofdman. “Wij hadden een afspraak, en die leef ik na. Hier is uw beurs weerom”.

De moraal? Ga op zoek naar elkaars erecode, spreek elkaar daarop aan en maak afspraken. Liefst zonder papier. Het is één van de weinige manieren om echt stappen te zetten.

 

Martin van der Graaff is secretaris van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Zorginstituut Nederland.

Contact

Laatst gewijzigd op 7 november 2017

Deze site maakt gebruik van cookies

Wij gebruiken cookies om informatie over het gebruik van onze website te verzamelen om de inhoud te verbeteren. Door hieronder op “accepteren“ te klikken stem je in met het plaatsen en gebruik van al onze cookies. Voor meer informatie verwijzen wij je naar ons cookiebeleid.