Medicijngroep

Indicatie

DOAC’s hebben diverse indicaties, maar niet alle DOAC’s zijn voor alle indicaties geregistreerd:

  • preventie van beroerte en systemische embolie bij nvAF: alle DOAC’s
  • behandeling en preventie van DVT en PE: alle DOAC’s
  • preventie van VTE na een geplande knie- of heupvervanging: apixaban, dabigatran en rivaroxaban
  • preventie van atherotrombotische complicaties na ACS: uitsluitend rivaroxaban
  • preventie van atherotrombotische complicaties bij CHZ of symptomatische PAV met een hoog risico op ischemische gebeurtenissen. De behandeling bestaat uit rivaroxaban in combinatie met acetylsalicylzuur (SmPC's).

Effectiviteit

DOAC’s zijn voor de verschillende indicaties onderzocht in grote non-inferioriteitsstudies. In vrijwel alle studies zijn de DOAC’s vergeleken met de VKA warfarine. Warfarine is in Nederland niet op de markt, maar is qua werking vergelijkbaar met acenocoumarol en fenprocoumon. De DOAC’s bleken niet minder effectief dan VKA's. Een enkele keer bleek een DOAC in een bepaalde dosering effectiever.

Wilt u meer weten over de effectiviteit van één van de DOAC’s? Kijk dan bij de tekst van het betreffende middel. Hier vindt u ook informatie over de effectiviteit bij de verschillende indicaties.

Veiligheid

Wat zijn belangrijke bijwerkingen?

De belangrijkste bijwerkingen van DOAC’s zijn bloedingen, waaronder neusbloedingen, maagdarmbloedingen en urogenitale bloedingen. Deze komen voor bij 1 tot 10% van de patiënten (SmPC's).

De meeste DOAC’s geven een verhoogd risico op maagdarmbloedingen in vergelijking met warfarine. In het algemeen is er juist een lager risico op intracraniële bloedingen. Het precieze risico op bloedingen hangt af van de DOAC en de dosering (SmPC's).

Wat is de langetermijnveiligheid?

Over de langetermijnveiligheid van DOAC’s is nog weinig bekend. De looptijd van de verschillende registratiestudies was te kort om hierover uitspraken te kunnen doen. De langste looptijd hadden de studies bij nvAF. Deze duurden gemiddeld 2 tot 2,5 jaar. Grote “real world” studies hebben vooral het optreden van bloedingen onderzocht. Uit deze studies blijkt dat bij gebruik van DOAC’s een vergelijkbaar aantal bloedingen optreedt als bij gebruik van VKA’s (Jun, 2017Larsen, 2016).

Dabigatran veroorzaakt mogelijk een verhoogd risico op myocardinfarct ten opzichte van warfarine. Dit geldt mogelijk ook voor rivaroxaban. 

Wat zijn belangrijke contra-indicaties en interacties?

Belangrijke contra-indicaties voor het gebruik van DOAC’s zijn onder andere:

  • actieve bloedingen
  • leverziekten die gepaard gaan met een stollingsstoornis
  • een verhoogd bloedingsrisico
  • gelijktijdige behandeling met andere antistollingsmiddelen. Een uitzondering hierop vormt de behandeling met rivaroxaban bij de indicatie ACS (SmPC's).

Interacties komen voor bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die invloed hebben op CYP3A4 en/of P-glycoproteïne.

  • Geneesmiddelen die CYP3A4 en/of P-glycoproteïne sterk remmen, zijn onder andere HIV-proteaseremmers en antimycotica. Deze middelen kunnen de plasmaconcentratie van de DOAC's mogelijk verhogen. Dit leidt tot een verhoogd bloedingsrisico.
  • Geneesmiddelen die CYP3A4 en/of P-glycoproteïne sterk stimuleren, zijn rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital en sint-janskruid. Gelijktijdig gebruik van deze middelen kan de plasmaconcentraties van de DOAC’s verlagen. Dit leidt tot een verhoogd  tromboserisico (SmPC's).
Wat is het advies bij verminderde nierfunctie?

De uitscheiding van DOAC’s via de nieren varieert van 27% voor apixaban tot 85% voor dabigatran. Bij dabigatran is het bepalen van de nierfunctie voor de start vereist. Voor de andere DOAC’s is de bepaling van de nierfunctie gewenst. Een nierfunctie onder de 50 ml/min kan een reden zijn voor dosisaanpassing. Dabigatran is bij een nierfunctie lager dan 30 ml/min gecontra-indiceerd. De andere DOAC’s zijn gecontra-indiceerd bij een nierfunctie < 15 ml/min. De exacte grenzen voor aanpassing van de dosering verschillen per DOAC en soms ook per indicatie (SmPC's).

Wilt u meer weten over dosisaanpassingen bij één van de DOAC’s? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Richtlijnen

Wat is de plaats van DOAC's in richtlijnen voor de behandeling van atriumfibrilleren?

De NHG-Standaard Atriumfibrilleren beschouwt DOAC’s als een gelijkwaardig alternatief voor VKA’s voor de meeste patiënten met de indicatie nvAF. De standaard raadt aan terughoudend te zijn met een DOAC bij:

  • patiënten met een verminderde nierfunctie (eGFR < 50 ml/min).
  • kwetsbare ouderen (vanwege de kans op gastro-intestinale bloedingen)
  • mogelijk slechte therapietrouw

Bij een patiënt die tevreden is over de behandeling met een VKA is overzetten naar een DOAC niet wenselijk (NHG, 2017).

De NVVC hanteert de richtlijn uitgegeven door de ESC in 2012. De richtlijn concludeert dat zowel VKA’s als DOAC’s effectief zijn in de preventie van beroerte bij nvAF. De richtlijn geeft een voorkeur aan voor DOAC’s boven VKA's bij patiënten met AF, tenzij er een contra-indicatie is voor DOAC’s (NVVC, 2012).

Wat is de plaats van DOAC's in richtlijnen voor diep veneuze trombose en longembolie?

De NHG-Standaard Diepveneuze trombose en longembolie (NHG, 2017) beschouwt DOAC’s en VKA’s als gelijkwaardig voor de behandeling van de meeste patiënten met een DVT. De gelijkwaardigheid betreft de effectiviteit. Het gebruiksgemak en het veiligheidsprofiel verschillen. De standaard adviseert terughoudendheid met het voorschrijven van een DOAC bij:

  • patiënten met een verminderde nierfunctie (eGFR < 50 ml/min).
  • kwetsbare ouderen (vanwege de kans op gastro-intestinale bloedingen)
  • mogelijk slechte therapietrouw

De richtlijn Antitrombotisch beleid (2016) van de NIV geeft de voorkeur aan een DOAC bij de behandeling van diep veneuze trombose van het been of de arm of longembolie. Hieraan kan zo nodig een behandeling met LMWH vooraf gaan. Bij een contra-indicatie voor een DOAC – zoals bij een creatinineklaring < 30 ml/min – is het advies te behandelen met LMWH gevolgd door een VKA (NIV, 2016).

De NVVC volgt de 2014 ESC Guidelines on diagnosis and management of acute pulmonary embolism (ESC, 2014). In 2019 is de ESC richtlijn geactualiseerd. Deze geactualiseerde richtlijn beveelt bij een acute longembolie anticoagulantia aan gedurende minimaal 3 maanden. In de acute fase bestaat de behandeling uit ongefractioneerde heparine bij hoog-risico longembolie. Bij patiënten met een middelhoog of laag risico longembolie komt LMWH of een DOAC in aanmerking. Bij een contra-indicatie voor een DOAC gaat de voorkeur uit naar een VKA. Voor de vervolgbehandeling spreekt de richtlijn een voorkeur uit voor een DOAC boven een VKA (ESC, 2019).

Wat is de plaats van DOAC's in richtlijnen voor behandeling met een knie- of heupprothese?

De richtlijn Totale heupprothese (NOV, 2019) en de richtlijn Totale knieprothese (NOV, 2014) volgen voor de preventie van VTE na een totale heup- of knievervanging de aanbevelingen uit de richtlijn Antitrombotisch beleid (NIV, 2016). Deze geeft  de voorkeur aan een LMWH. Apixaban, dabigatran, fondaparinux of rivaroxaban zijn alternatieven.

Wat is de plaats van DOAC's in richtlijnen voor behandeling van acuut coronair syndroom?

De NVVC volgt de aanbevelingen in de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes in patients presenting without persistent ST-segment elevation (2015). De aanbeveling betreft NSTEMI patiënten zonder voorafgaande beroerte of TIA, die een hoog tromboserisico en een laag bloedingsrisico hebben. Deze patiëntengroep krijgt in de acute fase een parenteraal anticoagulans, naast acetylsalicylzuur en clopidogrel. Na het staken van het parenterale anticoagulans kan de voorschrijver aanvullend een lage dosis rivaroxaban (tweemaal daags 2,5 mg) gedurende ongeveer een jaar overwegen (ESC, 2020).

Ook de ESC Guidelines for the management of acute myocardial infarction in patients presenting with ST-segment elevation (2017) geeft aan dat bij patiënten met een laag bloedingsrisico een lage dosis rivaroxaban (tweemaal daags 2,5 mg) kan worden overwogen als aanvulling op acetylsalicylzuur en clopidogrel (ESC, 2017).

Kosten en vergoeding

Wat zijn de kosten?

DOAC’s kosten ongeveer € 800 per jaar. Dat is veel duurder dan de VKA’s acenocoumarol en fenprocoumon. Die kosten € 6,50 tot ruim € 110 per jaar. Dit bedrag is zonder de bijkomende kosten voor de trombosedienst.

Wilt u meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over kosten.

Wat zijn de vergoedingsvoorwaarden?

Patiënten komen in aanmerking voor vergoeding vanuit de basisverzekering als zij 18 jaar of ouder zijn en de DOAC krijgen voorgeschreven voor een geregistreerde indicatie (Medicijnkosten, 2021).

Aandachtspunten bij gebruik

Welke dosering hoort bij welke indicatie?

De dosering van een DOAC kan verschillen per indicatie.

Wilt u meer weten over de doseringen van één van de DOAC’s? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Wanneer is dosisverlaging noodzakelijk?

Redenen voor dosisverlaging kunnen zijn: leeftijd, lichaamsgewicht, nierfunctie en gebruik van comedicatie. De noodzaak voor dosisverlaging verschilt per indicatie en per DOAC.

Wilt u meer weten over de noodzaak van dosisverlaging voor één van de DOAC’s? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Wat is het advies bij een vergeten dosering?

Bij het vergeten van een dosis is het advies afhankelijk van de indicatie en de tijd tot de volgende dosis.

Wilt u meer weten over het advies bij een vergeten dosering van één van de DOAC’s? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Wat is het beleid bij switchen van een VKA naar een DOAC?

Bij het overstappen van een VKA naar een DOAC wordt de VKA gestopt en de DOAC gestart als de INR onder een bepaalde waarde is gekomen. Hoe laag de INR-waarde moet zijn alvorens te starten met de DOAC varieert per DOAC.

Wilt u meer weten over het beleid bij het switchen van een VKA naar één van de DOAC’s? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Wat is het beleid bij het switchen van een DOAC naar een VKA?

Bij het overstappen van een DOAC naar een VKA geldt in het algemeen dat de VKA en de DOAC gelijktijdig gegeven worden tot de INR ≥ 2,0 is.

Wilt u meer weten over het beleid bij het switchen van één van de DOAC’s naar een VKA? Kijk dan bij de pagina's over het betreffende middel.

Wat is het beleid bij bloedingen?

Voor dabigatran is in november 2015 een antidotum geregistreerd: idarucizumab (Praxbind®). Idarucizumab is geïndiceerd als een snelle neutralisatie van het antistollend effect van dabigatran noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij spoedoperaties of dringende ingrepen en bij levensbedreigende of ongecontroleerde bloedingen (SmPC, 2020).

Voor apixaban en rivaroxaban is het antidotum andexanet alfa (Ondexxya®) ontwikkeld (SmPC, 2020). Voor edoxaban is nog geen antidotum beschikbaar.

 

Wilt u meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over antidotum.

 

De Landelijke Transmurale Afspraak (LTA) Antistollingszorg (2020) adviseert bij een niet-ernstige bloeding de DOAC te continueren of maximaal 24 uur te stoppen, in combinatie met mechanische compressie om lokale hemostase te bereiken. Daarnaast geeft de LTA in overweging bij bijvoorbeeld slijmvliesbloedingen tranexaminezuur te gebruiken.

Bij ernstige bloedingen tijdens gebruik van dabigatran is het advies van de  LTA op hoofdlijnen om de inname tot nader order te stoppen en tweemaal daags 2,5 mg idarucizumab i.v. toe te dienen. Indien idarucizumab niet beschikbaar is adviseert de LTA protrombinecomplex (Cofact®) 25 tot 50 IE factor IX/kg i.v. toe te dienen. Dit kan eventueel herhaald worden. Daarnaast adviseert de LTA nog diverse aanvullende maatregelen, waaronder mechanische compressie en lokale hemostase.

Bij ernstige bloedingen bij gebruik van apixaban, edoxaban en rivaroxaban luidt het advies op hoofdlijnen om de DOAC tot nader order te stoppen. Daarnaast beveelt de LTA aan om protrombinecomplex (Cofact®/Beriplex®) 25 IE factor IX/kg i.v. toe te dienen en aanvullende maatregelen te treffen, zoals optimaliseren van de chirurgische hemostase.

Betreft het een levensbedreigende of intracraniële bloeding? Dan adviseert de LTA protrombinecomplex 50 IE factor IX/kg i.v. of andexanet alfa toe te dienen. Bij andexanet alfa vermeldt de LTA dat dit nog ‘beoordeeld wordt’. Andexanet alfa is geregistreerd en in Nederland beschikbaar voor die situaties waarin omkering van de antistolling nodig is bij een levensbedreigende of ongecontroleerde bloeding bij gebruikers van apixaban en rivaroxaban. Tevens beveelt de LTA actieve kool (1 gram/kg lichaamsgewicht oraal) aan indien de bloeding binnen 2 uur na inname van de DOAC optreedt. Voor intracraniële bloedingen en ernstige bloedingen die niet onder controle komen, geeft de LTA nog aanvullende behandelsuggesties (NIV, 2020).

 

Incidenten met nieuwe geneesmiddelen? Meld deze bij Voorkomen Medicatie-Incidenten.

Werkingsmechanisme

DOAC’s werken direct op de stollingsfactoren in het bloed. Apixaban, edoxaban en rivaroxaban remmen stollingsfactor Xa. Door de remming van factor Xa vermindert de trombinevorming en verlengt de stollingstijd. Dabigatran remt trombine en daarmee de omzetting van fibrinogeen in fibrine. Dit leidt tot vermindering van de vorming van stolsels (SmPC's).

Toekomstige ontwikkelingen

  • Het is onduidelijk of een 5e DOAC, te weten betrixaban (Bevyxxa®) in Nederland op de markt komt. Betrixaban is onderzocht voor de preventie van VTE in acuut medisch zieke patiënten (Zorginstituut Nederland, 2021). In Europa heeft de European Medicines Agency (EMA) de aanvraag voor registratie in de Europese Unie (EU) vooralsnog twee keer afgewezen.
  • Onderzoek is gaande naar de effectiviteit van het antidotum ciraparantag (Zorginstituut Nederland, 2021).

Contact

Medicijnen

Laatst gewijzigd op 21 juli 2021

Gerelateerd aan DOAC's

Themajournaal

Medicijnjournaal

Factcheck

Nieuw onderzoek

MOVIE

Deze site maakt gebruik van cookies

Wij gebruiken cookies om informatie over het gebruik van onze website te verzamelen om de inhoud te verbeteren. Door hieronder op “accepteren“ te klikken stem je in met het plaatsen en gebruik van al onze cookies. Voor meer informatie verwijzen wij je naar ons cookiebeleid.